Jurisprudentie
BJ5452
Datum uitspraak2009-07-07
Datum gepubliceerd2009-08-19
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 09/16671
Statusgepubliceerd
SectorPresident
Indicatie
Artikel 55 van de Vw 2000 / A6/3.1 Vc 2000 / geen vrijheidsontneming / onrechtmatige voortduring maatregel / verklaring vrijwillig verblijf
Verblijf diverse minderjarige vreemdelingen op het AC-Schiphol in het kader van artikel 55 van de Vw 2000. Bij binnenkomst op het AC wordt de minderjarige vreemdeling medegedeeld dat men vrij is te vertrekken wanneer met niet beschikbaar hoeft te zijn voor de asielprocedure. Gelijk deze rechtbank in een uitspraak van 17 juni 2009 (AWB 09/13064) heeft geoordeeld, ontneemt deze mededeling en de daaruit voortvloeiende mogelijkheid tot tijdelijk vertrek aan de maatregel het karakter van vrijheidsontneming.
Uit het dossier volgt voorts dat een groot aantal minderjarige vreemdelingen na de beslissing van verweerder om de asielaanvraag verder in een OC te behandelen, een aantal dagen in het AC heeft verbleven voordat tot overplaatsing werd overgegaan. Anders dan verweerder, is de rechtbank van oordeel dat de 55-maatregel niet reeds ophoudt indien verweerder de procesbeslissing neemt tot verdere afhandeling van de asielaanvraag in een OC. De 55-maatregel houdt eerst op indien zulks aan de vreemdeling ook daadwerkelijk kenbaar is gemaakt. Indien de procesbeslissing niet kenbaar is gemaakt, duurt de beschikbaarheidsverplichting van artikel 55 van de Vw 2000 feitelijk voort. In zo’n geval is voortduring van de maatregel onrechtmatig te achten nu het verblijf van de vreemdeling in het AC na de OC-beslissing voor het onderzoek naar het asielrelaas niet langer noodzakelijk is.
Verweerder kan het bewijs dat de procesbeslissing kenbaar is gemaakt onder meer leveren door een door de minderjarige vreemdeling, op dezelfde dag als de procesbeslissing, ondertekende verklaring van vrijwillig verblijf hangende overplaatsing naar een OC.
Bij onrechtmatige voortduring van de 55-maatregel schadevergoeding van 40 euro per dag.
Uitspraak
RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
Zitting van 28 mei 2009: AWB /60911
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
V-nrs: 273.248.4725, 273.519.5165, 273.517.1403, 273.519.4931, 273.249.5273, 273.519.5264, 273.510.1068, 273.512.4758, 273.510.1518, 273.510.3048, 273.512.4315,
273.483.6740, 271.765.2102 en 273.425.6861.
in het geding tussen:
Eisers,
B) [naam], AWB 09/16821
geboren [datum] in 1992, van Somalische nationaliteit,
en [namen],[data]
C) AWB 09/17874
geboren in 1992, van Somalische nationaliteit,
D) AWB 09/17666
geboren in 1992, van Somalische nationaliteit,
E) AWB 09/17866
geboren in 1992, van Somalische nationaliteit,
F) AWB 09/17668
geboren in 1992, van Somalische nationaliteit,
G) AWB 09/17867
geboren in 1993, van Somalische nationaliteit,
H) AWB 09/17500
geboren in 1993, van Somalische nationaliteit,
J) AWB 09/17491
geboren in 1991, van Somalische nationaliteit,
K) AWB 09/17486
geboren in 1993, van Somalische nationaliteit,
L) AWB 09/17483
geboren in 1992, van Somalische nationaliteit,
M) AWB 09/17502
geboren in 1993, van Somalische nationaliteit,
N) AWB 09/17068
geboren in 1967, van Iraakse nationaliteit,
O) AWB 09/16671
geboren in 1992, van Iraakse nationaliteit,
P) AWB 09/17672
geboren in 1983, van Iraakse nationaliteit,
Q) AWB 09/17674
geboren in 1986, van Iraakse nationaliteit,
R) AWB 09/17069
geboren in 1992, van Iraakse nationaliteit,
S) AWB 09/17682
geboren in 1993, van Iraakse nationaliteit,
T) AWB 09/17583
geboren in 1991, van Iraanse nationaliteit,
gemachtigde: mr. W.M. Blauw, advocaat te Haarlem,
en:
de staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. E. de Jong, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van het Ministerie van Justitie.
1. Procesverloop
Aan eisers is op grond van artikel 55 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 een aanwijzing gegeven om zich tussen 07.30 en 18.00 uur beschikbaar te houden op het Aanmeldcentrum (AC) Schiphol in verband met de behandeling van hun asielaanvragen. Deze aanwijzingen zijn aan eisers in persoon uitgereikt.
Namens eisers is beroep ingesteld tegen voornoemde besluiten en is een verzoek tot toekenning van schadevergoeding ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen behandeld ter openbare zitting van 28 mei 2009. Eisers zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek in de zaken G, H, J, K, L en T geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verschaffen. Verweerder heeft deze informatie bij faxbericht van 28 mei 2009 verstrekt en de gemachtigde van eisers heeft hierop bij faxbericht van 29 mei 2009 gereageerd.
In de zaken B, C, D, E, F, M, N, O, P Q, R en S heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting gesloten. Bij de voorbereiding van de uitspraak is gebleken dat het onderzoek in de zaken B, C, D, E, F, M, O, en S niet volledig is geweest. De rechtbank heeft het onderzoek in die zaken heropend teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen nadere inlichtingen te verstrekken. Verweerder heeft bij faxbericht van 3 juni 2009 de gevraagde inlichtingen verstrekt. Namens eisers is bij faxbericht van 10 juni 2009 een reactie ingediend. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek, met toestemming van partijen, zonder nadere zitting gesloten.
2. Overwegingen
1. Namens eisers is het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd. Eisers stellen zich op het standpunt dat zij zonder wettelijke grondslag gedetineerd zijn geweest op het AC Schiphol. Eisers verwijzen hierbij naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 18 februari 2009 (AWB 08/36456) en naar de uitspraken van de zittingsplaatsen ‘s-Gravenhage en Haarlem over dit onderwerp. Het betreft minderjarigen die in het AC in een afgesloten ruimte verbleven en geen voorlichting hebben gekregen over de mogelijkheid om het AC te verlaten. Eisers zijn niet ingelicht over hun verblijfsrechtelijke positie op het AC. De voorzieningen op het AC zijn slecht en niet geschikt om minderjarige vreemdelingen op te vangen. Het AC is een detentiecentrum met een kleine ruimte voor verblijf en een kooi om te luchten. Hoewel verweerder stelt dat de situatie is veranderd doordat er een andere werkwijze wordt gevoerd - verweerder zou minderjarige vreemdelingen nu wel inlichten over hun verblijfspositie op het AC - is dat uit het dossier niet op te maken. Verweerder stelt dat tijdens het intakegesprek met Vluchtelingenwerk hierover wordt gesproken maar een dergelijk gesprek vindt niet altijd plaats. Ook de contacten van verweerder met Nidos blijken niet uit het dossier. Eisers stellen zich op het standpunt dat de situatie nog hetzelfde is als ten tijde van voornoemde uitspraken. De situatie op het AC is niet ingericht voor minderjarigen. Zo verblijven de meisjes (O en P) in de artikel 6 Vw wachtruimte en zitten dan ook tussen de volwassenen. In die wachtruimte zijn geen extra voorzieningen zoals die wel in de artikel 55-wachtruimte zijn waar de jongens zitten. Eisers stellen dat zij recht hebben op schadevergoeding voor de gehele periode dat zij op het AC hebben verbleven.
2. Verweerder heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd. Het beleid van verweerder dat door deze rechtbank in de uitspraak van 18 februari 2009 is afgestraft is verlaten. Er wordt nu door verweerder een nieuw beleid gevoerd. Er is een nieuwe werkwijze waardoor minderjarige vreemdelingen al bij binnenkomst op het AC worden ingelicht. Er wordt standaard een inlegvel uitgereikt als een minderjarige vreemdeling zich meldt op het AC. Hierin staat informatie over de procedure en dat zij niet verplicht zijn om te blijven, behoudens de tijd die nodig is voor het onderzoek tussen 7.30 en 18.00 uur. De inhoud van het inlegvel wordt in een voor de vreemdeling begrijpelijke taal uitgelegd. Hierna vindt een intakegesprek plaats met Vluchtelingenwerk, meestal nog voor het eerste gehoor, waarin ook uitleg wordt gegeven over de verblijfstatus van de minderjarigen. Vervolgens begint het eerste gehoor met de vraag of alles begrepen is en aan het eind van het eerste gehoor wordt dit nogmaals gevraagd. Het verschil met de situatie waarover de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 18 februari 2009 ging is dan ook groot. De minderjarigen kunnen weg van het AC indien ze zich niet meer beschikbaar hoeven te houden voor onderzoek die dag. Als een minderjarige aangeeft dat hij of zij weg wil, belt verweerder het Nidos. Het Nidos kan niet beslissen voor de minderjarigen maar geeft meestal het advies om toch maar te blijven op het AC en niet te gaan zwerven op het industrieterrein. Indien de vreemdelingen toch weg willen, worden ze niet tegengehouden. Er wordt ook gebruikt gemaakt van deze mogelijkheid, met name overdag. Dat het AC op een industrieterrein ligt doet hieraan niet af. Wat betreft de locatie is niets gewijzigd, behoudens dat de minderjarigen nu makkelijker bij hun spullen kunnen. De duur dat de minderjarige vreemdelingen verblijven op het AC is ook korter dan eerder het geval was. Er wordt ook gevraagd of de minderjarige vreemdelingen een verklaring van vrijwillig verblijf willen tekenen, waarmee ze aangegeven vrijwillig in het AC te verblijven. De situatie is dan ook wezenlijk anders dan hiervoor. Er is geen sprake meer van vrijheidontneming.
De rechtbank overweegt het volgende.
3. Artikel 55, eerste lid, van de Vw 2000 bepaalt dat de vreemdeling die rechtmatig verblijf geniet op grond van artikel 8, onder f, van de Vw 2000 zich, in verband met het onderzoek naar de inwilligbaarheid van de aanvraag om een verblijfsvergunning beschikbaar dient te houden op een door Onze Minister aangewezen plaats, overeenkomstig hem daartoe door de bevoegde autoriteit gegeven aanwijzingen.
4. De rechtbank stelt wat betreft de aard, de duur en de tenuitvoerlegging van de maatregel vast dat, ten tijde van de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 18 februari 2009, waarnaar door eisers wordt verwezen, minderjarige vreemdelingen niet werden geïnformeerd over het feit dat zij ‘s nachts het AC mochten verlaten, dat zij gedurende ruim twee weken verbleven in de wachtruimtes en de slaapruimte van het AC die zij niet zomaar konden verlaten en niet vrijelijk de beschikking over hun bezittingen hadden.
5. Verweerder heeft gesteld dat de minderjarige vreemdelingen thans wel wordt medegedeeld dat zij het AC vrijelijk kunnen verlaten op de tijdstippen dat zij zich niet beschikbaar hoeven te houden, en dat daarmee geen sprake meer is van detentie.
6.1 De rechtbank constateert dat zich in ieder dossier een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal inzake de artikel 55-maatregel bevindt. In dit verbaal staat gerelateerd dat aan de betreffende vreemdeling bij binnenkomst wordt medegedeeld dat:
“hij/zij zich tijdens de behandeling van de (asiel)aanvraag beschikbaar dient te houden in het aangewezen aanmeldcentrum tussen 07.30 en 18.00 uur, tenzij de vreemdeling expliciet (schriftelijk) wordt medegedeeld dat zijn/haar aanwezigheid ten behoeve van het onderzoek naar de aanvraag voor de resterende tijd tot 18.00 uur van die dag niet meer noodzakelijk is. In elk geval dient de vreemdeling zich iedere dag vanaf 07.30 uur weer beschikbaar te houden in het aangewezen aanmeldcentrum. Het niet naleven van deze aanwijzing heeft consequenties voor de afhandeling van de aanvraag.”
6.2 Verweerder heeft ter zitting desgevraagd gesteld dat deze overweging altijd al in het proces-verbaal heeft gestaan, alleen dat verweerder sinds de MK-uitspraak van 18 februari 2009, anders dan voorheen, zulks thans ook aan minderjarige vreemdelingen meedeelt alsmede bij die gelegenheid een inlegvel uitreikt waarop ook staat vermeld dat de vreemdeling niet verplicht is te blijven behoudens de tijd die nodig is voor het onderzoek tussen 07:30 uur en 18:00 uur. Verweerder heeft ter onderbouwing verwezen naar een proces-verbaal van 9 mei 2009 van buitengewoon opsporingsambtenaar A.J. Visser.
6.3 Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande voldoende dat zowel aan de meerderjarige (N, P, Q en R) als aan de minderjarige vreemdelingen bij binnenkomst in het AC expliciet is medegedeeld dat zij het AC kunnen verlaten wanneer zij niet beschikbaar hoeven te zijn voor de behandeling van hun asielprocedure. De enkele stelling van de gemachtigde van eisers dat zulks niet is gebeurd, is onvoldoende om van het tegendeel uit te gaan.
7. Naar het oordeel van de rechtbank, en gelijk deze rechtbank in een uitspraak van 17 juni 2009 (AWB 09/13064), ontneemt de mededeling dat men vrij is te vertrekken wanneer men niet beschikbaar hoeft te zijn voor de asielprocedure, aan de maatregel het karakter van vrijheidsontneming. Dat het AC op een industrieterrein ligt en dat het voor eisers niet mogelijk is om ’s avonds terug te keren naar de opvanglocatie te Oude Pekela - tijdige terugkeer op het AC de volgende morgen om 07:30 uur is dan niet haalbaar - doen niet af aan het feit dat het eisers wel mogelijk is om het AC, indien gewenst, te verlaten op de tijdstippen dat eisers zich niet beschikbaar hoeven te houden. Dat de verblijfsomstandigheden sinds de uitspraak van voornoemde MK verder niet wezenlijk zijn veranderd, kan aan het karakter van het verblijf niet afdoen.
8. De omstandigheid dat de minderjarige meisjes in de artikel 6-wachtruimte werden geplaatst, maakt de beoordeling zoals hierboven gesteld niet anders, nu verweerder onbetwist heeft gesteld dat zij deze ruimte net zo makkelijk kunnen verlaten als de minderjarige jongens die in de artikel 55-ruimte zijn geplaatst, en zij over deze mogelijkheid, net als de minderjarige jongens, zijn geïnformeerd.
9. Met betrekking tot eisers standpunt dat de verblijfsomstandigheden in het AC niet in overeenstemming zijn met de omstandigheden in de reguliere opvang, oordeelt de rechtbank dat de vraag of de in het AC geboden opvang aan de daaraan te stellen eisen voldoet, in het kader van een beroep tegen een artikel 55-maatregel niet kan worden beantwoord.
10. Gelet op het bovenstaande is het verblijf van eisers op het AC-Schiphol niet als detentie te kwalificeren.
11. Eisers hebben zich voorts op het standpunt gesteld dat zij, nadat verweerder de beslissing heeft genomen om de verdere afhandeling van de asielaanvraag in een “open” opvanglocatie (OC/AZC) te laten plaatsvinden, naar een OC hadden dienen te worden overgeplaatst. Hun verblijf op het AC in afwachting van de plaatsing is volgens eisers onrechtmatig.
De rechtbank begrijpt eisers aldus dat zij betogen dat de artikel 55-maatregel na de OC-beslissing niet meer rechtmatig is.
12. Het beleid, zoals neergelegd in de Vreemdelingencirculaire, inzake de beschikbaarheidsverplichting van artikel 55, eerste lid Vw luidt:
Aan een vreemdeling die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier of asiel voor bepaalde tijd indient en de beslissing daarvan op grond van deze wet in Nederland mag afwachten, kan de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 55, eerste lid, Vw opgelegd worden. De maatregel houdt in dat de vreemdeling die rechtmatig verblijf geniet op grond van artikel 8, aanhef en onder f, Vw een plaats aangewezen krijgt waar hij zich gedurende het onderzoek naar de inwilligbaarheid van die aanvraag dient op de houden, overeenkomstig hem daartoe gegeven aanwijzingen. De aanwijzingen, die betrekking kunnen hebben op het gehoor, het fotograferen of dactyloscoperen, en het verstrekken van gegevens, maken deel uit van de beschikbaarheidsverplichting. Het wél verblijven op de aangewezen plaats maar niet handelen overeenkomstig de gegeven aanwijzingen betekent dat de vreemdeling zich niet overeenkomstig artikel 55, eerste lid, Vw beschikbaar houdt op de aangewezen plaats. Daartegenover staat dat ook de beschikbaarheid noodzakelijk dient te zijn ten behoeve van het onderzoek naar de inwilligbaarheid van de aanvraag. Het ontbreken van dergelijk verband maakt de maatregel onrechtmatig.
13. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat zodra de procesbeslissing om de vreemdeling in een OC/AZC te plaatsen is genomen, de maatregel van artikel 55 Vw 2000 ten einde is. In zijn faxbericht van 3 juni 2009 heeft verweerder voorts gesteld dat aan de vreemdelingen wordt medegedeeld dat zij vanaf de procesbeslissing in afwachting zijn van plaatsing in een andere locatie en dat het verblijf op het AC verder vrijwillig is. De vreemdeling wordt dan gevraagd een verklaring van vrijwillig verblijf op het AC te tekenen in afwachting van overplaatsing.
Eisers betwisten dat hen een dergelijke mededeling is gedaan, althans dat zulks in een voor hen begrijpelijke taal is geschied.
14. Anders dan verweerder, is de rechtbank van oordeel dat de 55-maatregel niet reeds ophoudt indien verweerder de procesbeslissing neemt tot verdere afhandeling van de asielaanvraag in een OC/AZC. De 55-maatregel houdt eerst op indien zulks aan de vreemdeling ook daadwerkelijk kenbaar is gemaakt.
15.1 Uit verweerders fax van 3 juni 2009 leidt de rechtbank af dat verweerder de werkwijze voorstaat om de OC-beslissing aan het einde van het eerste gehoor aan de vreemdeling mede te delen, dan wel kort daarna, en middels het door de vreemdeling te laten ondertekenen van een verklaring van vrijwillig verblijf hangende overplaatsing naar een OC/AZC, te bevestigen dat het verdere verblijf van de vreemdeling in het AC in afwachting van de overplaatsing op vrijwillige basis geschiedt.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat indien zich in het dossier van de betreffende vreemdeling een door die vreemdeling ondertekende verklaring van vrijwillig verblijf hangende overplaatsing naar een OC/AZC bevindt, de rechtbank het ervoor kan houden dat aan die vreemdeling de betreffende procesbeslissing is gedaan. Hierdoor is de vreemdeling vanaf dat moment kenbaar gemaakt dat de beschikbaarheidsverplichting op grond van de artikel 55-maatregel voor hem niet langer geldt.
Een voorwaarde is wel dat de door verweerder gevraagde ondertekening van een verklaring van vrijwillig verblijf op het AC Schiphol getekend dient te zijn op dezelfde datum dat de procesbeslissing wordt genomen. Verklaringen van vrijwillig verblijf die voorafgaand aan de procesbeslissing zijn ondertekend – in een aantal dossiers bevindt zich een dergelijke verklaring – kunnen niet gelden als bewijs dat de stopzetting van de 55-maatregel is kenbaar gemaakt, juist nu deze verklaring is getekend voordat de procesbeslissing is genomen.
15.2 Indien zich in het dossier geen verklaring van vrijwillig verblijf hangende overplaatsing naar een OC/AZC bevindt dan wel niet op een andere wijze is vast komen te staan dat aan de vreemdeling de procesbeslissing is kenbaar gemaakt, dan houdt de rechtbank, gelet op de betwisting van eisers, het ervoor dat de procesbeslissing niet kenbaar is gemaakt en de beschikbaarheidsverplichting van artikel 55 van de Vw 2000 dan ook feitelijk voortduurt. In het laatste geval is de maatregel onrechtmatig te achten nu het verblijf van de vreemdeling in het AC na de OC-beslissing voor het onderzoek naar het asielrelaas niet langer nodig is.
16. Uit de dossiers in de zaken B, C, E, G, K, L is niet gebleken dat het voor die vreemdelingen feitelijk kenbaar was dat de maatregel van artikel 55 Vw 2000 was komen te vervallen met ingang van het nemen van de procesbeslissing. In de dossiers van deze zaken is geen verklaring van vrijwillig verblijf hangende overplaatsing naar een OC/AZC aangetroffen dat op dezelfde datum is getekend als waarop de procesbeslissing is genomen. De aanvullende informatie van verweerder, het faxbericht van 3 juni 2009, heeft dit ook niet aangetoond noch is op andere wijze gebleken dat de procesbeslissing om in een OC/AZC nader onderzoek te doen naar eisers asielrelaas, kenbaar is gemaakt. In deze zaken is de maatregel van artikel 55 Vw 2000 dan ook voortgezet na de procesbeslissing terwijl vanaf dat moment eisers verblijf in het AC voor de beoordeling van de asielaanvraag niet langer noodzakelijk was. De voortduring van de 55-maatregel in de periode vanaf de procesbeslissing tot aan het feitelijk vertrek van deze eisers uit het AC is dan ook onrechtmatig. De betreffende eisers zijn hierdoor ook in hun belangen geschaad nu zij zich in die periode wel beschikbaar dienden te houden tussen 07:30 en 18:00 uur, en er in die zin dan ook sprake is van vrijheidsbeperking.
17. In de zaken D, F, H, J, M, N, O, P, Q, R, S en T is, gelet op het vooroverwogene, geen sprake van onrechtmatige voortduring van de artikel 55-maatregel. Daartoe is het volgende redengevend. In de zaken N, P, Q en R zijn de (meerderjarige) vreemdelingen op dezelfde datum als waarop de procesbeslissing is genomen naar een andere opvangplaats gebracht. In de zaken D, F, H, J, M, O, S, en T hebben de (minderjarige) vreemdelingen een verklaring van vrijwillig verblijf hangende overplaatsing naar een OC/AZC getekend op dezelfde datum dat de procesbeslissing is genomen en aan hen is uitgereikt. Zij hebben na de procesbeslissing nog enkele dagen in het AC doorgebracht, maar daaraan lag geen maatregel in de zin van artikel 55 van de Vw 2000 ten grondslag, maar de verklaring van vrijwillig verblijf van de vreemdelingen zelf. Dat zij zich gedurende dit verblijf wel aan de geldende regels op het AC dienden te houden, maakt het voorgaande niet anders.
18. De vraag of de wijze van opvang in het AC na de procesbeslissing aan de daaraan te stellen vereisten voldoet, ligt voorts thans niet ter toetsing voor.
19. Na beoordeling van de door of namens eisers naar voren gebrachte beroepsgronden concludeert de rechtbank dat er geen sprake is van onrechtmatige vrijheidsontneming. De beroepen in de zaken D, F, H, J, M, N, O, P, Q, R, S en T worden dan ook ongegrond verklaard. Zoals hiervoor overwogen is er in de zaken B, C, E, G, K en L wel sprake van onrechtmatige voortduring van de 55-maatregel. De rechtbank verklaart die beroepen dan ook gegrond.
20. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om in navolgende zaken eisers ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding als bedoeld in artikel 8:73 van de Awb toe te kennen en wel tot een bedrag van € 40,-- per dag dat eisers zich op grond van artikel 55 van de Vw 2000 hebben opgehouden terwijl de maatregel niet rechtmatig voortduurde. De rechtbank oordeelt een bedrag van € 40,-- per dag redelijk nu één dag onrechtmatige detentie in het AC normaliter € 80,-- schadevergoeding betekent.
- In (B) Awb 09/16821, 1 dag, € 40,--
- In (C) Awb 09/17874, 4 dagen, € 160,--
- In (E) Awb 09/17866, 4 dagen, € 160,--
- In (G) Awb 09/17867, 8 dagen, € 320,--
- In (K) Awb 09/17486, 2 dagen, € 80,--
- In (L) Awb 09/17483, is het de rechtbank onduidelijk wanneer de OC-beslissing is genomen. De uitreiking van het eerste gehoor heeft op 18 mei 2009 plaatsgevonden en de uitplaatsing van eiser op 20 mei 2009. De rechtbank houdt het ervoor dat de procesbeslissing op 18 mei 2009 is genomen, zodat er sprake is van 2 dagen onrechtmatige vrijheidsbeperking, € 80,--.
21. Gelet op het voorgaande is er voorts aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eisers in verband met de behandeling van de beroepen bij de rechtbank redelijkerwijs hebben moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 2.254,-- als kosten van verleende rechtsbijstand (6 punten voor de beroepschriften, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 322,--, wegingsfactor 1).
3. Beslissing
De rechtbank
Ten aanzien van de beroepen geregistreerd onder nummers AWB 09/17666, AWB 09/17668, AWB 09/17500, AWB 09/17491, AWB 09/17502, AWB 09/17068, AWB 09/16671,
AWB 09/17672, AWB 09/17674, AWB 09/17069, AWB 09/17682 en AWB 09/17583:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst de verzoeken om schadevergoeding af;
Ten aanzien van de beroepen geregistreerd onder nummers AWB 09/16821, AWB 09/17874,
AWB 09/17866, AWB 09/17867, AWB 09/17486 en AWB 09/17483:
- verklaart de beroepen gegrond voor zover sprake is geweest van onrechtmatige voortduring van de maatregel op grond van artikel 55 van de Vw 2000;
- wijst de verzoeken om schadevergoeding toe als volgt:
? In (B) Awb 09/16821, € 40,--
? In (C) Awb 09/17874, € 160,--
? In (E) Awb 09/17866, € 160,--
? In (G) Awb 09/17867, € 320,--
? In (K) Awb 09/17486, € 80,--
? In (L) Awb 09/17483, € 80,--.
In alle zaken:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag groot € 2254 (zegge: tweeduizend tweehonderdenvierenvijftig euro), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier van deze rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.G. Odink, voorzitter, in tegenwoordigheid van M.R. van Kerkwijk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2009.
Afschrift verzonden op:
Conc.: EvK
Coll:
D: B
VK
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.